MEDUSA

MEDUSA: ‘HIER IS TAAL, WEES GEWAARSCHUWD’

Nee, mijn titel is geen variant op Hic Sunt Leones, al zou het mij niet verbazen als die leones alsnog opduiken. Maar bij het zien van deze prachtige foto van de nieuwe Dichter des Vaderlands, Tsead Bruinja, dacht ik aan de Medusa.

*De twee foto’s naast die van Tsead zijn van de Medusa: verbeeld in een mozaïekvloer[1] (Piraeus, 2e-eeuw n.Chr.) die bewaard wordt in het Nationaal Archeologisch Museum te Athene (de foto is van mei 2018) en op een schilderij van Caravaggio (1571-1610). In alle portretten zit een enorme actie; op het tegeltableau als spiralend rondom de Medusa die het rustpunt is en bij Caravaggio uitgaand van de Medusa die zelf gepijnigd lijkt.

Tsead, als de Medusa: die Medusa was toch een vrouw? Misschien niet: in de zgn. archaïsche tijd in de Griekse cultuur (8e-5e eeuw v.Chr.) was ze het afschrikwekkende hoofd met uitgestoken tong (als bij een Maori ‘haka’) met slagtanden en een baard, van een rennende figuur in mannenkleding. Later pas, in de klassieke tijd (5e-4e eeuw v.Chr.), wordt ze een even afschrikwekkend vrouwenhoofd met haren als slangen, vaak met vleugeltjes aan weerszijden van haar hoofd zoals de god Hermes, de bode van de goden. Soms heeft ze vleugels op haar rug wanneer ze helemaal is afgebeeld.

Just as Medusa exists in multiple types of stories in the mythological record, she is also portrayed in multiple ways in ancient art. Her appearance changes drastically through the centuries, but she is always recognizable due to her striking frontality. It is rare in Greek art for a figure to face directly out, but in almost all representations of Medusa, despite style and medium, she stares ahead and uncompromisingly confronts the viewer.[2]

Volgens een van de vele mythen waren zij en haar twee zusters samen de Gorgonen[3], een griezelig drietal van wie alleen Medusa sterfelijk was. Iedereen zou verstenen die naar Medusa keek. Nu valt me direct die dichtregel in van Hans Faverey, “Is het gorgonenhoofd / werkelijk zo stuitend[4], waarvan Gerrit Krol vond dat men die “eerder in de Opperlandse taal- en letterkunde zou verwachten”[5], mogelijk vanwege de bijna hinderlijke dubbele betekenis van ‘stuitend’.

Het Gorgonenhoofd ‘stuit’ degene die het durft naderen. ‘Stuitend’ is hier een vorm (het zgn. tegenwoordig deelwoord) van het werkwoord ‘stuiten’, dat is ‘tegenhouden’, ‘stoppen’, met de aspecten ‘plotseling’ en ‘tamelijk hardhandig’. En dat gold ook nog toen de held Perseus het hoofd afhakte en aan de slangenharen omhoog hield: een heel aanstormend leger versteende. Het afgehakte hoofd werd door de godin Athena op haar schild geplaatst. Een duidelijk signaal: stop! Niet verder! Blijf uit de buurt! Wel ongeveer de actie die je van elk schild verwacht, nietwaar.

Het hoofd doet verstenen: metaforisch begrepen roept het een sterk afwijzende reactie op. Vergelijk bijvoorbeeld ‘ik vond dat een stuitende uitspraak’. Hier functioneert het woord niet zozeer als een handeling van dat ‘hoofd’ maar eerder als een effect dat het heeft op de aanschouwer: we keren ons ervan af.

In de Griekse cultuur werd de Medusa, mannelijk of vrouwelijk, vaak afgebeeld op deksels van potten, of op vazen, of deuren. Het is een zgn. apotropaeon, een afweermiddel. Wat weert het af? Het kwade. Het onheil. Een leger (Perseus) en in het algemeen, vijanden (Athena). De nieuwsgierige mens. Maar Faverey maakt er een vraagzin van: is het wel ‘stuitend’?

Zijn gedicht geeft direct antwoord met “of verstijf ik vanzelf, telkens / zodra ik onverwachts door mijn spiegel stoot[6]. De dichter schouwt via de taal in zichzelf en weet de dood in zich aanwezig: “het gorgonenhoofd (…) is dan de doodsdreiging zoals die zich openbaart vanuit het eigen innerlijk.” Omdat “het in het subject ingebouwde verderf identiek is aan het zelf.”[7] Faverey schrijft ‘gorgonenhoofd’, met een kleine letter, hij verwijst naar meer dan naar de Medusa. Ik verstijf als ik kijk in de spiegel van mijn taal, mijn gedicht, want mijn taal zegt mij mijn dood aan omdat ik een levende ben: “Ik, de verschrikking, ingebouwd in mij, / omdat ik leef[8].

Daardoorheen is het de taal die mij vastzet. Je bepaalt, met de taal. Je benoemt, je ‘geeft namen’. Precies wat Adam doet in het Genesisverhaal, elk dier wordt benoemd en dus bepaald door de gegeven naam: nu weten we wie je bent. Maar het is ‘met name’ de geschreven taal die zo bijna onuitwisbaar is, die in de werkelijkheid vaak leidt tot een onwrikbaarheid van opvattingen en ideeën.

Daar gaat de taal van de dichter tegenin, van binnenuit: brandende geschreven taal met hernieuwde metaforen ingezet tegen amechtige geschreven taal met vastgeroeste betekenissen. De nieuwe taal blaast de oude taal op, doet die ontsporen, zet de taal in tegen zichzelf. “Lees maar, er staat niet wat er staat.[9] Lees maar. Schrijf maar. Een oneindig karweitje, voor elke volgende generatie dichters. Steeds raakt die taal weer vast.

De onnavolgbare Robert Graves, in zijn roemruchte “The White Goddess” en het later verschenen “Greek Myths”, geeft deze verrassende interpretatie van de mythe van Medusa[10]: Perseus en Hermes zijn door elkaar gehaald, mogelijk vanwege Hermes’ bijnaam Pterseus, de Vernietiger. Het is Hermes die rondvliegt op al die zwart-rode vazen, met een tas waar het hoofd met de slangenharen uit piept. Het Gorgonenhoofd, jazeker, maar er is niemand onthoofd. Het is alleen een masker, een apotropaeon, het ‘stuit’ de nieuwsgierigen die weleens even in dat tasje, van kraanvogelleer, zouden willen kijken.

Wat zit erin? De letters van het alfabet! Oorspronkelijk werden die verbeeld door stukjes hout of takjes, van bomen, een boom per letter van het zgn. bomen-alfabet. (Ja, van de runen tot de beukenhouten letter van Gutenberg resoneren er weer andere verhalen mee in deze mythe.) Dat alfabet is het eigendom van de godin in haar drie gedaantes, de drie Moirai (Schikgodinnen), of de drie Graeae, of de drie Stygische nimfen: het alfabet is hun uitvinding. Het is magisch, het mag alleen door ingewijden worden gehanteerd.

Dan krijgt Hermes het in handen. Steelt hij het, leent hij het, of is het een cadeautje? De mythen spreken in hun eigen taal over historische veroveringen. Die zijn er de oorzaak van dat het geheime alfabet verspreid werd. En de Medusa krijgt de vleugeltjes van Hermes toebedeeld: verba volant, maar de poëtische scripta manent zijn ook gevleugeld…

Van magische letters naar algemene leescultuur. Het dichterschap bewaart, behoudt de magie.

En dat alles ‘lees’ ik in de foto, die foto van de nieuwe Dichter des Vaderlands. Een full frontal, oog in oog met de Medusa: pas op. PAS OP. Taal zit niet vast, taal leeft. En omdat zij leeft, confronteert zij ons met onze sterfelijkheid.

* * *

PS: En hier past mij een persoonlijk post scriptum. Vanwege Hans Faverey. Hij eiste van mij, tijdens onze langdurige gesprekken, in 1986 en 1987, toen hij eigener beweging mijn opvoeding tot dichter ter hand nam – daar had ik geen zeggenschap in, of zo leek het – dat ik “The White Goddess” zou lezen. Heel goed zou lezen.

Ik ging op zoek naar het boek. En trof prompt een keurig exemplaar aan in een bijzondere, later helaas verdwenen, tweedehands boekhandel, in Groningen waar ik toen woonde. Inmiddels, meer dan dertig jaar later, ligt het volkomen uit elkaar en moet ik er uiterst voorzichtig in bladeren, zo vaak heb ik het herlezen. Oh ja, er is veel kritiek op het boek gekomen van academische zijde. Maar ik geloof in Graves’ werk. Het is onvolprezen als lofzang op de kracht van de poëtische taal.

En mede daarom is het laatste woord aan Hans Faverey:

Wie de waarheid spreekt,
is zelf een Kretenzer.”[11]


*De foto van Tsead Bruinja is gemaakt door fotograaf Tessa Posthuma de Boer

[1] Zie ook http://ancientrome.ru/art/artworken/img.htm?id=6077

[2] https://www.metmuseum.org/toah/hd/medu/hd_medu.htm *Het ‘bold’ is mijn keuze.

[3] https://nl.wikipedia.org/wiki/Gorgonen_(mythologie) Opmerkelijk is de mededeling, onder vermelding van Apollodorus van Athene (ca. 180-115 v.Chr.), over het bloed van een Gorgoon, dat links in de bloedsomloop dodelijk en rechts genezend zou zijn: dat wijst op [enige] kennis hoe de bloedsomloop werkt, zie bijvoorbeeld https://www.hartwijzer.nl/bloedsomloop

[4] H. Faverey, Verz. Gedichten, DBB 1993, p. 586 (“Reeks tegen de dood” uit de bundel “Tegen het vergeten”):
 
Is het gorgonenhoofd
werkelijk zo stuitend;

of verstijf ik vanzelf, telkens
zodra ik onverwachts door mijn spiegel stoot,
en, als plotseling opgevlogen in mijn hoofd,

zoals een regenlijster het nog eenmaal
probeert aan zijn lijmstok, of een vis,
al muurvast met zijn kieuwen –

Ik, de verschrikking, ingebouwd in mij,
omdat ik leef, ik het niet wil weten
hoe zélf ik het ben: dit dodelijke,
dit onherbergzame dodelijke.

[5] G. Krol, De mechanica van het liegen, Querido 1995 https://books.google.nl/books?id=3eNxAAAAQBAJ&pg=PT125&lpg=PT125&dq=in+het+gorgonenhoofd+werkelijk+zo+stuitend&source=bl&ots=j11UIfdMhW&sig=ACfU3U3smFsP9PH-C_moxsBZPxRKLMNt9g&hl=nl&sa=X&ved=2ahUKEwib5JSIoP3fAhVPJ1AKHdl7AywQ6AEwAXoECAUQAQ#v=onepage&q=in%20het%20gorgonenhoofd%20werkelijk%20zo%20stuitend&f=true

[6] Zie noot 4

[7] https://www.dbnl.org/tekst/_spe011199501_01/_spe011199501_01_0005.php

[8] Zie noot 4

[9] M. Nijhoff, Verz. Gedichten, Uitg. Bert Bakker 1976, 6e dr., p. 216, “Awater”

[10] R. Graves, “The White Goddess”, Faber & Faber Ltd. 1961, p. 229 vv., en “The Greek Myths”, dln. 1 en 2, Penguin 1978, p. 73 vv. e.a. 

[11] H. Faverey, Verz. Gedichten, DBB 1993, p. 295



SPOOR

Er ligt een bevroren laagje sneeuw op de klinkers van de straat. Dat is niet een dag voor oma om te gaan fietsen met een vijfjarige achterop. We gaan dus wandelen. Niet helemaal naar huis toe, daar nemen we straks de bus voor. Maar eerst heeft ze een klein uurtje muziekles, een beginnend lesje, met andere kinderen, met spelletjes en zingen en even op de piano spelen.

Van school naar de kunstlokatie is hoogstens tien, vijftien minuten. We zullen er ruim een uur over doen. Die tijd hebben we best. Maar oma wil evengoed de kortste weg nemen en die gaat dwars door het station.

Dat is leuk, zeg. De doorsteek loopt hoog boven de sporen en de treinen en bij elke volgende overkapping moeten we even gluren hoeveel sneeuw erop ligt en wat een grote sneeuwpop je daar wel van zou kunnen maken. En kijk, daar gaat een trein! En daar nog een! Als je meestal in de auto zit, is een trein een adembenemend mysterie.

Aan de achterzijde is een roltrap, omhoog, en er zijn trappen. Met een rare geul ernaast. Voor de fietsen? Nou, je kunt er ook een bal in gooien. Een tennisbal dan, ‘een voetbal is te groot, oma!’. Jammer, een bal hebben we even niet bij ons. Volgende week!

De wandelweg buiten is een brede stoep met een besneeuwd landje ernaast. Oma stapt, met wandelstok, langzaam over de stoep. De vijfjarige holt dezelfde afstand tien keer of meer heen en weer in de sneeuw en soms omhoog naar het duintje dat dezelfde richting volgt. ‘Ik ga sneeuw op jou gooien!’ Oma vindt het best. Al gauw zijn haar wollen handschoentjes doorweekt. Oei, koud. Wat nu?

‘We gaan spoorzoeken!’, zeg ik. Spoorzoeken, wat is dat? Ik wijs in de sneeuw, zet mijn voet nadrukkelijk op een vers plekje en til die erna op: de schoenafdruk van oma. Oh, dat is makkelijk, dat kan zij ook, en zij laat direct een heel spoor achter terwijl ze stappend over haar schouder kijkt naar de afdrukjes.

‘Wat heeft híer gelopen?’ Ehhh… ‘Een hond’, zeg ik. ‘En hier z’n baas, zie je wel?’ We gaan langzaam langs de volgende vijf meters en ze wijst enthousiast alle hondensporen aan. ‘En welke kant is díe hond op gelopen?’ Dat is een moeilijke. ‘Je kunt het zien aan de nageltjes, die zitten maar aan één kant, zie je wel? Dus dat is de goeie richting.’ Een blij gezichtje: weer iets nieuws geleerd.

Ook je eigen voetsporen geven een richting aan. ‘Maar als je nou achteruit loopt?’ Ze voegt de daad bij het woord. ‘Dan kun je het zien aan de diepte van de voetafdruk’, leg ik uit. ‘Als je achteruit loopt, is je hak dieper dan je tenen. Als je vooruit loopt, zet je je af met je tenen en dan is die afdruk dieper.’

Hee, het geldt ook voor vogels dat er een richting aan te wijzen valt. Nu wordt de sneeuw ineens een open boek. De kraaien stappen, de eksters hippen, de duiven schuifelen, en soms zie je ernaast wat sleepsporen van de diverse vogelstaarten. Maar…‘Oma! Wat heeft híer gelopen?’

Zij staat halverwege de helling (hoe houdt ze daar haar evenwicht, het is zo glad) en wijst naar een rijtje piepkleine gaatjes op regelmatige afstand van elkaar, een rijtje dat omhoog kruipt, het duintje over. Het zijn geen deukjes van smeltwaterdruppels van overhangende halmen of takjes, zoals onderaan bij de stoep. ‘Een klein….’

Nee, niet een vogeltje. ‘Het is een muis’, zeg ik stellig. Een muis! Deze dag kan niet meer stuk, zoveel is duidelijk. ‘Hij is hier uit z’n holletje gekropen!’ Ja, dat kon best eens kloppen.

Als we heel veel later thuis komen, is er de tuin. Daar heeft niemand in de sneeuw gelopen behalve de vogels. En dus moet ze even flink heen en weer hollen. En ze oefent: achteruit lopen zonder dat iemand kan zien dat je achteruit gelopen bent. Dus heel voorzichtig je voeten neerzetten. Alles wat je leert kun je aanpassen.

DICHTER DES VADERLANDS – een nieuwe dichter, een quasi-archaïsche term

VOORTREFFELIJK
Tsead Bruinja is de nieuwe DdV: goedzo, een tweetalige dichter. Gefeliciteerd, Tsead! Mooie foto ook, als een Medusa: taal heeft vele tongen.

Ik herinner me nog goed dat je een hardwerkende student was in mijn eerste college Creative Writing.

Het college werd gegeven bij American Studies en de voertaal was Engels, maar studenten mochten van mij ook in het Nederlands schrijven.

Op zeker moment zei ik tegen je: ‘In welke taal denk je? In welke taal zeg je ‘au’ en ‘ik houd van je’? In het Fries? Ga dan ook in het Fries schrijven. In je moedertaal liggen de emoties dichterbij. Dat is pijnlijker voor jezelf. Maar de rijkdom en de ruimte van de taal wordt zo onvergelijkelijk veel groter.’

En toen schreef je in drie talen…

Friesland, ik feliciteer u vandaag ❤️

*Van 1998-2000 doceerde ik Creative Writing (de allereerste opleiding in Nederland) aan de Rijksuniversiteit Groningen, bij American Studies.
Dit op verzoek van prof. dr. Wil Verhoeven, mede omdat ik anderhalf jaar lang (1995-1996) betrokken was geweest bij het International Writing Program, en Creative Writing, aan de University of Iowa, ook de moederuniversiteit van elke Amerikaanse universitaire Creative Writing Course.
Mijn college aan de RUG was een groot succes. Bij de overgang naar de zgn. BaMa-constructie werd het echter niet geprolongeerd.

https://nos.nl/artikel/2267944-tsead-bruinja-nieuwe-dichter-des-vaderlands.html