JUNO

‘De maan! De maan staat aan de nacht’, zegt zij, weer-
barstig, tilt met twee open handjes het licht
naar de duisterende gewelven. Het zicht
is karig, maar de maan hangt als een juweel

aan het blauwende speldenkussen. Zoveel
geluk in de vorm van een sikkel die dicht
op de rand van het donker zit, zich opricht
om toe te slaan en te oogsten. Als de neer-

gaande beweging die over mij waakt, schrijft
wie ik zijn moet, heeft lichaam mij verzoend
met de eindigheid van taal, met het laatste

woord dat mijn vorm is. ‘Kom!’ zeg ik. Nu haasten,
naar huis, een ster verschiet, hollend en joelend,
‘Oma! Oma!’, waarbij ze mij steeds voor blijft.

– – –

http://ooteoote.nl/2016/01/ll81-maria-van-daalen-juno/