KUNST EN VODOU (uit: Terras # 18 ‘Cariben’)

*Het literaire tijdschrift Terras vroeg me onlangs om een korte bijdrage over Haïtiaanse literatuur, voor het nummer over Caribische literatuur. Omdat mijn ruimte beperkt was, koos ik ervoor om de culturele en religieuze ‘resonantieruimte’ van deze teksten met enkele voorbeelden te schetsen, zodat er iets zichtbaar wordt van andere betekenislagen.

Één van de minst bekende, beroemde revoluties, is die op Haïti, 1791-1804, in het kielzog van de Franse Revolutie. Niet alleen voor eenzelfde ‘vrijheid, gelijkheid, broederschap’, maar ook vooral voor wat het motto is rond de vlag van de jonge staat: ‘L’Union fait la force’, ‘Eenheid maakt macht’.

Haïti, toen nog Sainte Domingue, was een Franse kolonie. In de strijd tegen Frankrijk vochten zwarte slaven, en Taíno-indianen, en mensen van allerlei andere huidtinten, zich vrij van de Franse overheersing, onverwachts gesteund door een regiment [witte] Poolse soldaten dat ’m gedrost was uit het Franse leger dat de opstand had moeten smoren.

Het zou de enige slavenopstand ooit worden die een vrije republiek heeft opgeleverd. Haïtiaanse vodou, nu een van de ca. 25 zgn. Caribische religies, wordt beschouwd als een drijvende kracht in dezen.

En vodou, liever Haïtiaanse vodou (nooít ‘voodoo’!), doordesemt de cultuur op het eiland. Dat is zichtbaar in elke kunstdiscipline, muziek, dans, beeldende kunst, literatuur, enzovoorts. (Al wordt er zeker ook de ‘gewone’ klassieke muziek beoefend.) 

In de literatuur kom je al lezend aspecten van vodou tegen. Bijvoorbeeld in de roman “Hadriana in al mijn dromen” van René Depestre (De Arbeiderspers 1991, vert. Mirjam de Veth, originele editie “Hadriana dans tous mes rêves”, Gallimard 1988). Er is in de vertaling een klein rijtje moeilijke woorden opgenomen en daarin wordt ruim verwezen naar de religie vodou. Maar er blijft veel in deze wonderlijke liefdesgeschiedenis dat ons vreemd is.

Met als sluitstuk, op de laatste pagina’s, een bruid die een situatie ontvlucht waarbij ze tot zombie gemaakt zou kunnen worden. (Uit wat de auteur ons hierbij als terloops meedeelt, blijkt dat hij op de hoogte was van het onderzoek, in 1985, van dr. Wade Davis: ‘zombificatie’ is zeer waarschijnlijk wat er gebeurt na het gebruik van minstens twee gifsoorten. En nee, doden worden niet levend, maar in coma geraakte mensen kunnen soms ontwaken.)

Met allerlei foute Hollywoodfilms in het achterhoofd denken we de ‘zombie-situatie’, in de roman, nog wel te kunnen volgen. Maar als de hoofdpersoon vluchtend, rennend, met gescheurde bruidsjurk, vies en verfomfaaid, een strand op komt waar vrouwen en mannen in gesprek zijn bij een zeilboot, en dan verwelkomd wordt met “uwe majesteit”, wat denken wij arme witte Europeanen dan: dat men haar voor de gek houdt? 

Nee. Men benoemt haar met de naam van een Lwa, een belangrijke vodou-spirit (denk: niveau aartsengel), en verleent haar zo een roemrijke identiteit. Als zodanig is ze sociaal direct acceptabel en hoeft ze niets uit te leggen, ongeacht hoe ze eruit ziet. Met die identiteit vlucht ze met een boot, met de vissers, naar Jamaica. En vindt uiteindelijk een geliefde terug die bij haar was toen ze nog in gevaar verkeerde. ‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Vodou biedt de mogelijkheid om mensen hun zelfrespect terug te geven in een situatie waar wij Europeanen geen raad mee hadden geweten. Op dat strand, op Haïti, met de gevluchte bruid, hoeft niemand erover na te denken. Zij ‘is’ Simbi-La-Source, de vodou-spirit van de zoetwaterbronnen, en een van de vele magische Simbi’s, allen grote magiërs. Zoals de bruid eruit ziet, zo kan Simbi-La-Source eruit zien. Zoals de bruid zich gedraagt, kan iemand zich gedragen die ‘in trance’ is van deze Simbi. Zo’n trance betekent dat zij die Simbi voor langere of kortere tijd daadwerkelijk is.

Depestre noteert dat haar witte huid haar vrij toegang geeft tot de meeste eilanden. Ook tot het toen nog Britse Jamaica. Maar impliciet maakt hij gebruik van een ander vodou-gegeven: dat dat “blanc”, hier als gesymboliseerd door haar huid, een aspect is van sommige vodou-spirits. Waarom? Omdat er een grote groep vodou-spirits is, niet noodzakelijk ‘blanc’ van huid, voor wie de kleur ‘wit’ de groepsaanduiding is (de Rada Lwa). Kleurcode is zeer belangrijk in vodou. (Andere groepen hebben als kleur rood, of paars, resp. Petro en Nago, en Ghédé.)

De huidskleur van Haïtianen varieert van wit tot zwart, in vele tinten, en hun omgang ermee is anders dan bijvoorbeeld in Noord-Amerika. Ik ben als witte manbo geen vreemd fenomeen op Haïti, terwijl ik juist in Nederland vaak de opmerking krijg dat ik vast geen echte manbo ben omdat ik wit ben.

Terug naar vodou in de literatuur: de poëzie van de huidige generatie, in de persoon van Jean Dany Joachim. Op het eerste oog is die poëzie o zo eenvoudig. Maar dan …

Ochan pou premye powèm nan

Ayibobo
Pou plim osnon kreyon sa a
Ki te ekri premye mo a
Sou premye premye paj la—Ayibobo
Ayibobo
Pou premye mo a
Ki te louvri pòt
Bay yon jenn konsyans lapawòl—Ayibobo
Ayibobo
Pou paj sa a
Ki te sèl temwen
Lapawòl k ap tounen mo—Ayibobo
Ayibobo
Pou ti kay sa a
Arebò lari a
Kote premye powèm nan te fèt la—Ayibobo
Ayibobo
Pou Matant Hermance
Ki te chita tande tout
San jamè fèmen pòt—Ayibobo
Ayibobo
Pou peyi a
Ak tout syèl la
Tout lanmè a—Ayibobo

Ode aan dat eerste gedicht

Ayibobo
voor die eerste pen of dat potlood
dat het eerste woord schreef
op die allereerste pagina – ayibobo
Ayibobo
voor dat eerste woord
dat de deur opende
en een jonge denker zijn stem gaf – ayibobo
Ayibobo
voor die pagina
die er getuige van was
hoe die stem in woorden veranderde – ayibobo
Ayibobo
voor dat kleine huis
langs de weg
waar het eerste gedicht werd gemaakt – ayibobo
Ayibobo
voor Matant Hermance
die overal naar luisterde
en nooit de deur dicht deed – ayibobo
Ayibobo
voor dit land
en heel die hemel
die hele zee ook – ayibobo

Joachim is geboren in Haïti maar woont alweer tientallen jaren in Noord-Amerika. Hij schrijft in het Haïtiaans Kreyol en in het Amerikaans-Engels. De bundel waar dit gedicht uit komt, Crossroads/Chimenkwaze (2013), is tweetalig; ‘chimenkwaze’ is de Kreyol schrijfwijze voor ‘chemins croisés’, oftewel kruispunt.

Ayibobo’ is een woord dat zich lastig laat vertalen. Ik denk aan ‘gezegend zij …’, maar dat is in het Nederlands niet meer gebruikelijk. Het hoort als een Bejahung en vaste respons in een vodou-ritueel, maar ‘amen’ of eventueel ‘halleluja’ heeft een veel zweveriger associatie. Het komt in de buurt van het ‘amen’ zoals dat wel wordt gebruikt door Afrikaans-Amerikanen, die met ‘amen!’ kunnen reageren als er iets heel waars wordt gezegd, en dan ook niet direct aan een kerkelijk gebruik refereren.

En dan is de titel van de bundel ook nog merkwaardig: op het kruispunt maakt men de definitieve keuzes van het leven en raakt onze werkelijkheid aan de werkelijkheid van de spirits. Tot ver in onze eigen negentiende eeuw was het bekend dat je omstreeks middernacht naar een kruispunt kon gaan om daar de duivel te vragen wat je wilde. Die zou jou dat dan geven, in ruil voor je ziel wanneer je zou sterven. Blueszanger Robert Johnson refereert eraan in zijn ‘Crossroad’ (‘I went to the crossroad, fell down on my knees’) en in de Afrikaans-Amerikaanse wereld is ‘crossroads’ een beladen begrip.

Ook in Haïtiaanse vodou is het kruispunt een beladen plek. Dichter Joachim stelt zich met deze titel op tussen het goddelijke en het menselijke: de dichter geeft door van hoog naar laag en terug, als een omvormer, een transformator. Zij/hij staat op, of is zelf, een tussenplek.

Waar is dat dan? Oh, gewoon in deze werkelijkheid. Soms laat ik zomaar een zak popcorn open vallen op het kruispunt vlakbij m’n huis en ook ben ik ineens vergeten dat er geen dop zit op de fles rum die ik uiterst toevallig in m’n hand heb. Tja, je moet soms even met de Lwa van het kruispunt overleggen. Maar wie in Almere bedenkt dat een nette oude dame, die even is gestruikeld is met al die etenswaren, dat aan het doen is?

*De Terras-redactie schreef deze inleidende woorden in de nieuwsbrief: “Voor het Cariben-nummer schreef Maria van Daalen een intrigerende tekst over Haïtiaanse vodou (‘nooit voodoo’!) en kunst. Ze bespreekt bijvoorbeeld enkele voor ons vreemde taferelen uit de roman Hadriana in al mijn dromen van grand old man René Depestre, maar voegt ook de daad bij het woord door een vertaling af te leveren van een bedrieglijk eenvoudig lijkend gedicht van Jean Dany Joachim, afkomstig uit zijn tweetalige bundel Crossroads/Chimenkwaze. De vertaling daarvan is op zichzelf al een kruispunt, en laat dat nou net een bijzonder beladen plek zijn – zelfs als zo’n kruispunt zich gewoon in de Almeerse werkelijkheid bevindt. De volledige versie van ‘Kunst en vodou: een kruispunt’ is te vinden in Terras #18 ‘Cariben’.” (De tekst hierboven wijkt iets af van de gedrukte tekst.)

**Er valt heel veel meer te zeggen, bijvoorbeeld over het ‘blanc’ bij Depestre. De gruwelen van de slaventijd zijn ook op Haïti permanent aanwezig in kunst en literatuur. Ik koos er hier voor om te wijzen op wat de lezer van buiten Haïti wellicht ontgaat. De ‘République d’Haiti’ bestaat sinds 1 januari 1804, en haar onderdanen zijn daar trots op.